Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief

Abonnement Magazine

De belangrijkste Brusselse bouw-en erfgoedspelers veroordelen de ‘Good Living’ verordening

Verschillende verenigingen en federaties bundelden hun krachten om een open brief te schrijven aan de Brusselse regering, waarin ze aandringen op een herziening van het ontwerp van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, bekend onder de naam “Good Living”. Al deze spelers uit de bouw- en erfgoedsector hekelen een document dat zou leiden tot “rechtsonzekerheid” en tot “een aanzienlijke stijging van de huizenprijzen” in Brussel. De ondertekenaars verwijten de Brusselse autoriteiten met name dat zij deze tekst overhaast willen laten goedkeuren voor de verkiezingen van juni.

Het nieuwe project van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV), genaamd Good Living, ligt nu op de tafel van de Brusselse regering met het oog op de definitieve goedkeuring vóór het einde van de huidige legislatuur.

Alle verenigingen die deze open brief hebben ondertekend, dringen er bij de Regering met klem op aan om deze beslissing uit te stellen.

Zoals de naam al doet vermoeden, is de GSV een regelgevend instrument met algemeen geldende, verplichte, reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het essentiële kenmerk van de GSV moet zijn regelgevend karakter blijven. Het is geen gids of oriëntatieplan.

Het is een verzameling van regels die begrepen moeten worden door architecten, administraties, en door alle personen of instellingen die voornemens zijn handelingen en werkzaamheden uit te voeren die onderworpen zijn aan de voorafgaandelijke verkrijging van een vergunning.

De GSV is dus bedoeld om op een nauwkeurige manier het geheel van te respecteren regels te herhalen om te voldoen aan de doelstellingen die door het Gewest zijn vastgesteld op het gebied van ruimtelijke ordening.

Good Living

De voormalige Staatssecretaris voor Stedenbouw had een nieuw ontwerp van Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV), genaamd Good Living, laten opstellen, bedoeld om drie gebieden te reguleren: 1. Open Ruimtes, 2. Stedelijkheid, 3. Bewoonbaarheid

Iedereen is het erover eens dat de huidige GSV inderdaad verouderd is op verschillende punten en herzien moet worden om het doel te bereiken van het creëren van een duurzamere, groenere stad die beter bestand is tegen klimaatverandering en leuker is om in te wonen, kortom een stad die gastvrijer is voor al haar inwoners en hun sociologische realiteiten overstijgt.

De hoofdstukken 1. Open Ruimtes en 3. Bewoonbaarheid van het Good Living-project stellen in dit opzicht precieze regels vast, uitgedrukt in kwantificeerbare termen, hoewel deze hoofdstukken ook vele opmerkingen oproepen.

Maar wat hoofdstuk 2. Stedelijkheid betreft, dat vooral de integratie van nieuwe constructies in het bestaande stedelijk weefsel, hun plaatsing en hun omvang regelt, ligt de bijzonderheid van het nieuwe GSV-project Good Living in het feit dat het een mix bevat van doelstellingen, elementen, beoordelingscriteria en regels die soms zeer precies zijn en soms overgelaten worden aan de uitsluitende beoordeling van de overheid. Artikel 1 van hoofdstuk 2 is bijzonder illustratief in de mate dat het als wettelijke regel… doelstellingen vaststelt!

In dit Good Living-project is het concept van “goede ruimtelijke inrichting” een paradigma dat overal wordt toegepast en dat voor essentiële thema’s het voornaamste, zo niet het enige, beoordelingscriterium wordt.

Voor zulke belangrijke kwesties als sloop, het aantal niveaus en de hoogte van vrijstaande constructies, de dichtheid of het aantal parkeerplaatsen, zou het niet meer gaan om de beoordeling van stedenbouwkundige projecten op basis van hun conformiteit met goed vastgestelde regels (uitgedrukt in kwantificeerbare termen: aantal, meters, percentages, etc.), maar op basis van een beoordeling die overgelaten wordt aan de discretie van de autoriteiten op een geval-per-geval basis, gebaseerd op het enige concept van “goede plaatselijke aanleg”.

De “goede plaatselijke aanleg”: een politiek variabele inhoud?

Bij het lezen van de tekst is het doel van de regering kristalhelder: de overheid het laatste woord geven via het criterium (?) van de ‘goede plaatselijke aanleg’.

Dit volgt impliciet maar noodzakelijk uit artikel 2 van het Good Living-project, dat stelt dat “de conformiteit van een project met dit reglement niet vooruitloopt op de conformiteit met de goede plaatselijke aanleg, beoordeeld door de bevoegde autoriteit voor het verlenen van vergunningen…” (sic).

De bepalingen van het reglement die volgen op dit zeker fundamentele artikel (aangezien het aan het begin van het reglement staat) kunnen dus van alle nuttige effect worden beroofd op de enkele grond van een tegenspraak met dit niet nader gespecificeerde concept van ‘goede plaatselijke aanleg’.

Echter, in een rechtsstaat moeten de overheidsinstanties hun functies uitoefenen volgens de grenzen die zijn bepaald door een geheel van juridische normen, terwijl deze normen natuurlijk de burgers (aan wie ze zijn gericht) in staat moeten stellen om de gevolgen te voorzien die voortvloeien uit de onderwerping aan de norm of de overtreding ervan.

De ‘goede plaatselijke aanleg’ is zeker niet gemakkelijk te definiëren, maar vloeit deze goede aanleg niet voort uit het respecteren van alle bepalingen van de verordening die juist bedoeld is om het te organiseren?

De huidige praktijk toont hoe moeilijk het is om een beoordeling van een dergelijk vaag concept te objectiveren en hoe verschillend en fluctuerend deze kan zijn tussen de verschillende personen die geroepen zijn om zich uit te spreken over een vergunningsaanvraag gedurende het hele afgifteproces. Het is niet ongewoon dat verschillende ambtenaren van dezelfde administratie verschillende of zelfs tegenovergestelde opvattingen hebben over hetzelfde project. En het is ook niet ongewoon dat gemeenten en gewesten elkaar tegenspreken over dit onderwerp. Zelfs binnen de partijen van de meerderheid op regeringsniveau is er geen consensus over wat een evenwichtige dichtheid is!

Voor de meeste actoren op het terrein (architecten, stedenbouwkundigen, juristen, vastgoedontwikkelaars, particuliere eigenaars en investeerders, verenigingen ter verdediging van wonen voor iedereen en van erfgoed…), zal dit nieuwe paradigma van Good Living leiden tot een nog ondraaglijkere verlenging van de procedure (die al buitengewoon lang is in Brussel), willekeur en juridische onzekerheid; het risico om negatieve impact te hebben op de stedelijke kwaliteit van de regio en de dynamiek van zowel kleine als grote vastgoedprojecten, publiek of privaat, is reëel.

Het is alsof de regels van het voetbal kunnen vervagen voor de enige beoordeling van de scheidsrechter die daarmee de autoriteit wordt die het recht heeft om voor elke wedstrijd te beslissen wat toegestaan is of niet, of als een verkeerscode zonder snelheidslimiet, die beoordeeld wordt op een geval-per-geval basis door de dienstdoende politieagent (op basis van het ‘goede verloop’ van het verkeer?).

De taak van de ontwerpers zal duidelijk ingewikkelder worden. Architecten, studiebureaus en advocaten zullen de conformiteit van hun project met de nieuwe GSV moeten aantonen aan de hand van een reglementaire tekst die op vele essentiële aspecten, zoals dichtheid of hoogte, vrij vaag is. En zij zullen gedurende de hele procedure onderworpen zijn aan nieuwe eisen en subjectieve beoordelingen van de autoriteiten.

De tijd voor het onderzoeken en analyseren van projecten op een geval-per-geval basis door de autoriteiten, die nu al lang is, zal simpelweg eindeloos worden. Motiveren zal, zo niet een onmogelijke missie, dan toch een bijzonder complexe verplichting worden voor de ambtenaren, wetende dat de kwestie van beroep uiteindelijk beslecht zal worden door de Raad van State, die zich zal moeten inspannen om de onvoldoende motivatie of de manifeste beoordelingsfout door de autoriteiten op te sporen. Ambtenaren zullen dus voortdurend op de frontlinie staan om hun beslissingen uit te leggen aan het publiek en voor de administratieve rechter.

Algemene ophef tijdens het openbaar onderzoek

Het Good Living-project is eind 2022 aan een openbaar onderzoek onderworpen.

Met betrekking tot het nieuwe paradigma van Titel 2. Stedelijkheid, heeft het een zelden geziene golf van kritiek ondergaan van alle terreinspelers zonder uitzondering.

Onze verenigingen: de Kunstwijk, de ARAU, de Franstalige en Duitstalige Raad van de Orde van Architecten, de Arib, Embuild Brussels; maar ook de UPSI, IEB, de FUB evenals de CRMS en de gemeentelijke administraties, hebben allemaal de willekeur bekritiseerd die dit paradigma van Good Living met zich meebrengt, zoals blijkt uit de uittreksels van hun bezwaarschriften in bijlage.

Deze verenigingen hebben elk op hun eigen manier de Staatssecretaris eraan herinnerd dat een GSV een regelgevend document moet zijn en geen gids of oriëntatieplan en dat de duidelijkheid van de GSV-regels fundamenteel is voor zowel de inwoner, de vastgoedprofessionals of de administraties en de rechterlijke instanties die de toepassing ervan verifiëren.

Het criterium van de goede plaatselijke aanleg zou alleen aanvullend moeten kunnen worden ingeroepen om een afwijking te motiveren, toegekend of geweigerd door de bevoegde autoriteit, die het objectief zou moeten beoordelen op acceptatiegraad en gerechtvaardigd karakter, evenals de compatibiliteit ervan met het doel van de betreffende norm. Met andere woorden, het beroep op de goede plaatselijke aanleg zou moeten komen na de regels in de titels 1, 2 en 3 en alleen in gevallen waarin afwijkingen moeten worden beoordeeld.

Maar de dragers van het Good Living-project hebben besloten niets te horen van deze klachten en zetten alles op alles om de hervorming van de GSV te laten aannemen voor de verkiezingen.

Om te voorkomen dat een nieuw openbaar onderzoek het proces voorbij de verkiezingen zou uitstellen, zou de tekst die in tweede lezing aan de Regering wordt voorgesteld slechts zeer lichte wijzigingen bevatten ten opzichte van de tekst die aan het openbaar onderzoek van eind 2022 werd voorgelegd.

De herziene tekst van Good Living, waarvan we kennis hebben genomen, zou dus bepaalde milieueisen van Titel 1- Open Ruimtes en bepaalde criteria van Titel 3 – Bewoonbaarheid verbeteren.

Maar de tekst die nu op tafel ligt, zou geenszins tegemoetkomen aan de kritiek en waarschuwingen met betrekking tot Titel II Stedelijkheid, die zowel de eerder genoemde professionals uit de privésector als vertegenwoordigers uit de publieke en associatieve sector hadden geuit tijdens het openbaar onderzoek, waarbij ze de risico’s van willekeur en rechtsonzekerheid en alle schadelijke gevolgen voor de Regio aan de kaak stelden.

Het lijkt er bovendien op dat de tekst niet door de wetgevende afdeling van de Raad van State zal gaan, wat de juridische zekerheid die de tekst moet bieden nog verder zou kunnen verzwakken! Gezien de verschillende hoofdstukken van de Good Living-tekst, vrezen de ondertekenaars bovendien een aanzienlijke stijging van de woningprijzen, afgestemd op standaarden die losstaan van de realiteit, wat een rem zou zetten op de productie van nieuwe woningen en op de renovatie van het bestaande gebouw.

Om deze redenen vragen we de Regering om de validatie van de tekst uit te stellen om de kracht van de principes die het uitdrukt te waarborgen en duidelijke regels te specificeren voor de toekomst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

ONDERTEKENDE VERENIGINGEN 

  • Quartier des Arts 
  • Atelier de Recherche et d’Action Urbaine (ARAU) 
  • Architects in Brussels (ARIB) 
  • Conseil francophone et germanophone de l’Ordre des Architectes (Cfg-OA) 
  • Embuild Brussels (The Belgian Construction Association) 

 

Latest article