BRAFA 2025, een belangrijke datum in de geschiedenis van de wereldbeurzen, viert zijn 70e verjaardag met 72.000 bezoekers.
In deze eerste editie, voorgezeten door antiquair Klaas Muller (schilderijen, tekeningen en beeldhouwwerken van de 16e tot de 18e eeuw), verschuift BRAFA de balans naar minder vertegenwoordigde vakgebieden, segmenten die vruchtbaar blijken. Arnaud Jaspar Costermans is eigenaar van een galerie voor antieke kunst in De Zavel en lid van de vernieuwde Raad van Bestuur (vicevoorzitter Antiek & Oude Meesters, gespecialiseerd in oude schilderijen, meubelen en objecten van de 16e tot 18e eeuw).
In dit eerste jaar van de nieuwe raad richtte hij zich voornamelijk op de BRAFA, die meerdere troeven heeft: «het is een van de langste en de eerste grote Europese beurs, eind januari: in dat opzicht blijft het een zeer geobserveerde barometer voor de overige beurzen,» verduidelijkt hij. We hebben het in detail geanalyseerd, met als doel harmonie te creëren tussen de 17 domeinen. Daardoor zijn specialiteiten en secties zoals het rariteitenkabinet, Aziatische kunst, porselein, keramiek, middeleeuwse kunst, islamitische en precolumbiaanse kunst, modern en hedendaags design uitgebreid. We hebben ons internationaal gepositioneerd door galerijen aan te trekken uit Zwitserland, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of Scandinavië. Verschillende hebben hun terugkeer volgend jaar aangekondigd, een teken dat de BRAFA voor hen gunstig is. »
We noemen bijvoorbeeld Colnaghi (Londen, Brussel, Madrid en recentelijk Brussel), DYS44 Lampronti (Londen) en Valerio Turchi (Rome). “De klantenkring is Europees, voornamelijk Belgisch, en dan uit buurlanden, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Luxemburg,” benadrukt Arnaud Costermans. De Italiaanse aanwezigheid is toegenomen dankzij gerenommeerde verkopers uit het schiereiland. Nog een teken van vitaliteit, de beurs trekt veel jonge verzamelaars aan, mede dankzij dertigjarige exposanten. En, na de inbeslagnames van willekeurige objecten in 2020, zijn de relaties met de FOD verbeterd: “ze hebben de ernst van onze ‘vetting’ [de voorafgaande controle van de objecten door onafhankelijke experts, red.] vastgesteld“.
Goede Belgische prestaties
In een context van een gecompliceerde markt zijn de verkopen uitgebreid, een teken van goede Belgische prestaties. Lemaire heeft bijvoorbeeld stukken in porselein uit Meissen, Brussel, Doornik en China verkocht tot 40.000 euro. D’Arschot & Cie kreeg bezoeken van conservatoren van het M-museum in Leuven, de Koninklijke Musea (Brussel), het Diva (Antwerpen) en het V&A (Londen), Didier Claes van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (Tervuren) en de voorzitter van het Musée du Quai Branly-Jacques Chirac.
De Belgische kunst was erg in trek. Oscar De Vos verkocht een Émile Claus voor ongetwijfeld meer dan een miljoen euro. Thomas Deprez verkocht L’Humanité, een imposant beeldhouwwerk van Pieter-Jan Braecke (ooit tentoongesteld in het Hôtel Aubecq, een door Horta ontworpen gebouw dat in 1949 werd afgebroken), aan een buiten-Europese verzamelaar voor een zes-cijferig bedrag. Patrick Derom verkocht zijn Chinese inktwassingen van de bewonderenswaardige Léon Spilliaert, tussen de 150.000 en meer dan een miljoen euro. Raf Van Severen verkocht een andere Belgische schilder van oneindige gratie, Gustave Van de Woestijne (Adrienne De Zutter met viool), aan een buitenlandse verzamelaar tussen de 300.000 en 400.000 euro. Samuel Vanhoegaerden wijdde de helft van zijn stand aan een andere Belgische figuur, James Ensor, met verschillende tekeningen en schilderijen voor een geschatte waarde tussen 50.000 euro en 500.000 euro. Maurice Verbaet verkocht Mirage Marin, van Louis Van Lint rond de 90.000 euro en Harold t’Kint de Roodenbeke een Pol Bury, 25 eieren op een schaal, 70.000 euro. Onder de dertigers genoemd door Arnaud Costermans, is er Objects With Narratives: voor hun eerste deelname heeft deze verzamelgalerie in design onder andere hun Ex Hale tafels van de Gentenaar Ben Storms verkocht rond de 65.000 euro. www.brafa.art